columns

Dwaalspoor

Hans Huibers

Voorzitter Westfriese Bedrijvengroep
Bekijk mijn columns

De zomervakanties zijn net voorbij en toch houdt het toerisme de gemoederen nog druk bezig. Mijn collega columnist Robert Jan Knook schreef deze zomer een column over “Weg met Westfriesland”, die veel stof deed opwaaien.
Zelf schreef ik over de onbereikbaarheid van onze regio voor een toerist vanuit Amsterdam. Met een vervoersregiokaartje kan je tot Purmerend (wie wil daar nou naar toe?), maar niet tot Hoorn. Ook daar raakte ik blijkbaar een gevoelige snaar. Wie doet hier nu overigens eindelijk iets aan?! En in deze column ga ik dus nog maar even door.

Ik had namelijk besloten deze zomer eens als een echte toerist naar Hoorn te gaan. Dat kwam zo. Ik was op vakantie in de Baltische staten: Letland, Estland, Litouwen. Echt een aanrader, kan ik u verzekeren! De hoofdsteden Riga, Tallinn en Vilnius zijn van ongekende schoonheid. Maar wij bezochten ook enkele middelgrote stadjes, de namen zal ik u besparen. Zeg maar even: naast Amsterdam bezochten we als buitenlandse toerist ook… Hoorn. In al die steden bevond zich op het centrale plein, de hotspot van de stad, een goed herkenbare touristinformation met uitgebreide informatie over de stad, de regio, de bezienswaardigheden en de activiteiten. In goed Engels werd ik te woord gestaan en werd me duidelijk gemaakt dat ik het unieke karakter van deze stad echt niet mocht missen. Ik werd er bijna trots van!

Terug in Nederland dacht ik: ik ga als mystery guest eens naar mijn eigen Hoorn. Vlakbij het station in geen velden of wegen een informatieteken te bekennen. Op de Veemarkt, waar ik wist dat vroeger de ANWB zat, werd ik inderdaad doorverwezen naar het Breed. Bij de ANWB keken ze alsof ze het in Keulen horen donderen. “Nee, dit was gewoon een winkel”. In gebrekkig Engels werd ik doorverwezen naar het Westfries Museum, daar konden ze me waarschijnlijk wel verder helpen. In het Westfries Museum werd ik, deze keer in goed Engels, weer doorverwezen naar Oostereiland, “maar dat was wel een stukje lopen”. Gelukkig had ik mijn auto bij mij, maar helaas, op mijn gps wordt Oostereiland helemaal niet aangegeven. Inmiddels was het gaan regenen, dus mijn plezier werd er niet groter op.

Uiteindelijk vond ik inderdaad het Toeristisch Informatie Punt, met een leuk klein winkeltje en een alleraardigst en behulpzame medewerkster. Maar weggestopt in een hoekje, bijna onvindbaar. Hoe zou het die buitenlandse toerist vergaan? In mijn vorige column schreef ik over de vakantiegidsen en de bereikbaarheid. Nu dit weer. Volgens mij begint goed toeristisch beleid met je basisvoorzieningen op orde hebben!

Aan het einde van de vakantieperiode werd mijn stemming weer helemaal goedgemaakt door een bezoek aan de voorstelling ‘De Ontdeckingh ’ in Enkhuizen. Een geweldig theaterstuk over de start van de Gouden Eeuw en over “Jan Huigen in de ton”. Vroeger met mijn ouders en later met mijn eigen kinderen zongen we dit steevast met Sinterklaas. Nooit geweten wie Jan Huigen eigenlijk was. Tot de voorstelling in Enkhuizen, met dank aan Frans van Leeuwen. Een theatraal succes, vooralsnog helaas een financieel tekort. Maar uniek voor de regio, een potentieel geweldig toeristische trekpleister. Zetten al die mensen die nota’s schrijven en netwerkbijeenkomsten organiseren over het toeristisch beleid voor Westfriesland hun schouders onder het behoud van dit unieke spektakel? Gaan we ervoor zorgen dat op een herkenbare plek in het centrum van Hoorn de hele zomer ook naar deze attractie in de regio wordt verwezen? Volgens mij is er werk aan de winkel!!